Ik word wakker. Mijn
eerste gedachte is Guusje. Elke ochtend. Daarna Yvonne. Ik vraag hoe ze zich
voelt. Nog steeds oorpijn. Werken of thuisblijven? Naar school. Werken dus.
Als iedereen de deur uit
is, loop ik met Loes naar school. Ik stap naar binnen om door te geven dat Loes
overblijft. Met de dame, die alle overblijvers registreert, praat ik over de
vergissing die ze donderdag maakte. Ze noemde spontaan de naam Guusje. De
volgende dag las ze op mijn blog dat ik het niet erg vond. Sterker nog, het gaf
me een prettig gevoel. Weten dat mensen nog steeds aan Guusje denken. De dame
vertelt dat ze weet waarom ze zich vergiste. Onze kinderen kwamen altijd met
drieën binnenlopen. Guusje stond er altijd op dat haar naam als eerste werd
opgeschreven. Ze wilde bovenaan staan.
Er is ouderavond van Lisa.
Aangezien Yvonne zich nog steeds niet lekker voelt, ga ik alleen. Dat vind ik
niet erg. Op de school van Lisa was ik eerst leerling en later docent. Ik kom
er graag. Haar mentor was ooit mijn leraar Nederlands en later mijn collega.
Fijn om elkaar weer eens te spreken.
Tegen 11 uur stuurt een
collega nog een presentatie. De bedoeling is dat ik die nog even beoordeel. Ik
ben blij dat ik vier dagen ben gaan werken. Vrijdag mijn eerste niet-werkdag. Het
voelt als een cadeautje.