Zondag 30 oktober 2011

“Lowie. Lowie. Word eens wakker.”
“Wat is er?”
“Guusje.”

Guusje zit rechtop in bed. Yvonne houdt een spuugbakje vast. Ik kleed me aan. Ga naast Yvonne zitten. Ons meisje. Zo zielig. Lege blik in haar ogen. Kanker staart ons aan.

“Ik heb veel pijn. Mag ik spray. En cola.”

Een spray van morfine en een slokje cola. Daarna meteen spugen. Elk kwartier opnieuw. Zoveel pijn.

Gisteravond hadden we een indringend gesprek met een arts. Zij kent Guusje vanaf de dag dat we binnenkwamen op F8 Noord van het Emma Kinderziekenhuis AMC. Deze arts stelt dat Guusje zelf haar moment zal kiezen om te gaan.

Tegen de ochtend spreken we de arts weer. Het lijkt erop dat Guusje niet van plan is om deze keuze op korte termijn te maken.
Vreemd? Welnee. Onze dochter lijdt enorm veel pijn. Toch gaat ze door. Maandenlang haar drijfveer: de wil om te leven.

Ze is pas tien. Een buik vol bloed. Dunne armpjes. Te zwak om een lichtgewicht toverstokje op te tillen. Lichamelijk kan ze niet meer. Ze zal doorgaan. Haar lichaam uitputten. Tot het bittere eind.
Dat mag niet gebeuren. Ondergaan in een ongelijke strijd. Guusje moet slapen. Vrij zijn van pijn.

Even later zitten we aan Guusje’s bed. Samen met de arts. Deze vertelt tegen Guusje dat we starten met extra pijnstilling via infuus. Ze moet rustig kunnen slapen zonder pijn.
Regelmatig keert de arts terug aan Guusje’s bed. Werkt de pijnstilling? Niet voldoende. De dosis moet omhoog. Elke keer opnieuw.

Rond 8 uur komt de oncoloog. Hij geeft aan mij even alleen te willen spreken. Terwijl we de kamer uitlopen, zegt Guusje tegen Yvonne: “Hij wil mij iets geven waarvan ik ga slapen. Dan word ik niet meer wakker. Dat wil ik niet. Ik wil eerst Janneke, Lisa, Hans, Anton en Loes zien.” Ze heeft gelijk. Ze heeft het begrepen. Ons kleine blonde meisje.

Even later zitten onze andere vijf kinderen rond Guusje’s bed. Samen met Yvonne en mij. Zo is het goed. Is Guusje bereid om te gaan? Het infuus met slaapmiddel wordt aangesloten. Ik buig me richting Guusje.

“Het is tijd om te gaan slapen. Tijd om vrij te zijn van pijn.”

Grote ogen kijken me aan.

“Maar dan ga ik dood. Dat wil ik niet. Ik wil blijven leven!”

“Je geest wil blijven leven, maar je lichaam is te ziek. Veel te ziek. Van ons mag je gaan. Het is mooi geweest.”

Guusje’s ogen draaien weg. Ze slaapt. Ze haalt adem. Papa, mama, broers en zussen houden haar handen vast. Zeggen tegen haar dat ze mag gaan. We houden zoveel van haar dat we bereid zijn haar los te laten. Ze mag verder leven. In ons hart.

Guusje had drie favoriete verpleegkundigen op de afdeling waar ze in april en mei wekenlang werd verpleegd. Van twee van hen heb ik het telefoonnummer. Ik heb ze een sms gestuurd. Een van hen stapt de kamer binnen. Ze is belangrijk voor Guusje. Haar foto staat op het openingsscherm van Guusje’s iPod.

Tegen de verwachting in blijft Guusje doorgaan met ademen. Doorgaan met leven. Ze is niet bereid om te gaan. Ze wil ons niet loslaten. Na een uurtje stelt de verpleegkundige voor dat ik ga voorlezen. Daarvan heeft Guusje altijd enorm genoten toen ze in het ziekenhuis lag. In de speelkamer staat een boekenkast. Er staan veel leuke boeken. Mijn oog valt op ‘Harry Potter en de Steen der Wijzen’. Lijkt mij de beste keuze voor dit moment.  Ik begin met voorlezen. De titel van hoofdstuk 1: de jongen die bleef leven.

Ik lees twee hoofdstukken voor. Volgens Yvonne verandert Guusje’s ademhaling tijdens het voorlezen. Meer rust. Mooi. Ik wil dat ze geniet. Ook in deze laatste uurtjes.

Wanneer zal ze bereid zijn te gaan? Houdt ze dit nog uren vol? Haar lievelingsverpleegkundige kijkt naar haar en concludeert: “Dat zou best wel eens kunnen.”

In de loop van de ochtend is familie gearriveerd. Ze wachten beneden. Wachten op de dood. Moeten we ze nog uren laten wachten? Ze komen van ver. Het lijkt ons beter om ze dan maar even erbij te halen. Dan zien ze Guusje nog leven. Kunnen ze even afscheid nemen en beslissen om te gaan of te blijven. Op eigen risico. Voor je het weet, wordt het nog nachtwerk.

De familie komt naar boven. Naar de achtste verdieping. Afscheid nemen van ons kleine blonde meisje. Ik laat ze uit. We praten nog even op de gang. Ik loop terug de kamer in. Wat gebeurt er? Guusje stopt met ademen. Ze heeft gewacht op de familie. Ze heeft zelf haar moment gekozen. Haar leven is van haar.

Guusje Papa, mama, Janneke, Lisa, Hans, Anton, Loes en de favoriete verpleegkundige zijn erbij. We omringen Guusje met onze liefde, als ze wegvliegt. Om half 3 ’s middags. Op weg naar een andere werkelijkheid. Een wereld zonder pijn.

De blik op Guusje’s gezicht verandert. Rust. Vrede. Dat is lang geleden. Hoewel ik huil, ben ik blij. Blij voor onze kanjer. Ze is niet ten onder gegaan. Ze heeft haar eigen moment kunnen kiezen. Zo is het goed.

Yvonne en ik zijn trots. Op onze kanjer die haar eigen moment kiest. Op onze andere kinderen. Die hun zus bijstaan. Haar samen laten gaan.

Guusje heeft net haar laatste adem uitgeblazen. In de deuropening staat de andere favoriete verpleegkundige. Lief dat ook zij is gekomen. Voor Guusje. Voor ons. Onze dochter wordt gewassen en aangekleed door twee dames die wekenlang voor haar hebben gezorgd. Dit is geen werk. Dit is liefde. Mooier kan niet.

Het is 20.15 uur. Ik rijd de Van Beurdenstraat in. Yvonne naast me. Op de achterbank Guusje. Hoewel het donker is, hangen de vlaggen uit. Halfstok. Voor de deuropening kaarsjes. Warmte van de buurtbewoners. Welkom thuis.

Niet alleen de buurtbewoners geven steun. Internet barst uit z’n voegen. Zo lees ik: ‘Dood Kaatsheuvels meisje maakt veel los op Twitter’ en ‘#kanjerguusje trending topic na dood 10-jarig meisje’.

Het is nacht. Ik schrijf mijn blog. Ik ben verdrietig en blij.
Verdriet. Het verlies van onze dochter Guusje.
Blijdschap. Guusje is eindelijk vrij van pijn.
De kanker was destructief. Die sloopte haar lichaam. We hebben haar geholpen. Ze is waardig gestorven. Omringd door mensen die van haar houden. Het is mooi geweest. Voor KanjerGuusje.