Elke tweede zondag in december is het Wereldlichtjesdag. Om 19.00 uur plaatselijke tijd worden er over de hele wereld kaarsjes aangestoken ter nagedachtenis aan overleden kinderen.
Dit jaar werd voor het eerst in Tilburg een bijeenkomst georganiseerd. Ik was uitgenodigd om te vertellen over mijn leven na het overlijden van onze dochter Guusje. Ik heb de volgende tekst uitgesproken:
Het is zondagmiddag 30 oktober 2011 half 3. Ik loop het kamertje binnen op de achtste verdieping van het AMC in Amsterdam. Onze dochter Guusje, 10 jaar jong, ligt in bed. Haar broers en zussen zitten er omheen. Samen met mijn vrouw Yvonne die me aankijkt en zegt: “Kom hier maar zitten. Ze is dood.”
Die avond rijden we naar huis. Over een donkere A2 naar het zuiden. Het is stil in de auto. Yvonne en ik zitten voorin. Op de achterbank ligt Guusje. Ineens zijn Yvonne en ik de ouders van een overleden kind. Wie had dat ooit kunnen denken? Ouders horen hun kind niet te overleven.
Een vreemde week breekt aan. Guusje ligt opgebaard in de woonkamer. Ik wijk amper van haar zijde. Ik kan het nauwelijks beseffen. Onze dochter is dood. Steeds denk ik dat ze dadelijk haar ogen opent en keihard lachend roept: “Gefopt!”
Na de uitvaart proberen we ons gezinsleven weer op te pakken. Yvonne en ik willen dat het sinterklaasfeest doorgaat. We kopen cadeaus voor onze kinderen, ook voor Guusje trouwens. Enkele dagen later zitten we in de auto en horen gerommel in de kofferbak. Op een parkeerplaats kijk ik wat er aan de hand is. Alle cadeaus liggen nog in de auto. Die zijn we vergeten uit de auto te halen. We leven op de automatische piloot. In een roes.