Yvonne gaat de deur uit.
Ik blijf thuis. Een dag niet werken. Loes vertrekt naar school. ‘Loop je mee,
papa?’, vraagt ze. Ik kijk naar buiten. Het is hondenweer. En dat op dierendag.
‘Je zult het samen met je paraplu moeten doen’, antwoord ik.
Er zijn deze week een
aantal bestellingen binnengekomen voor een gesigneerd exemplaar van
KanjerGuusje. Vaak zijn het geschenken en word ik gevraagd om er een persoonlijke
boodschap in te schrijven. Voor mij een cadeautje om dit te mogen doen. Als ik
de boeken heb ingepakt, loop ik naar het postagentschap. Daar wordt verbouwd.
Vandaag gesloten. Ik baal. Er zit een doosje bij dat morgen bezorgd dient te
worden.
Ik lunch met Loes. Daarna
enkele boodschappen. Het is dierendag. We kopen bij de dierenwinkel het
grootste bot dat we kunnen vinden. De dame achter de toonbank vraagt of het een
cadeautje is. Loes knikt. Als we thuis binnenkomen, zie ik de neus van de hond
bewegen. Die ruikt door het cadeaupapier heen.
Als Loes op school is, is
het voor mij tijd voor een boswandeling. Ik wandel en kan rustig nadenken. In
mijn boek heb ik namen gegeven aan periodes. De eerste heet Donderslag. Dat was
de mededeling van kanker bij Guusje. Vanuit het niets. Hoe zou ik haar dood
noemen? Een klap? Nee, een dreun is beter. Die trilt na. Waarschijnlijk de rest
van mijn leven.
De afgelopen periode heb
ik contact gehad met ouders van een overleden kind. Meestal heb ik een klik met
mensen die positief in het leven willen staan. Maar hoe doe je dat, als je een
zoon of dochter hebt verloren? Hoe ga je om met die dreun van de dood van je
kind? Wegduwen gaat niet. Een streep eronder zetten ook niet. Je komt er niet
overheen. Je neemt het mee. Ik denk de hele dag aan Guusje. Vaak op de meest
onverwachte momenten. Bijvoorbeeld als ik met een collega in gesprek ben op
mijn werk. Ineens komt ze voorbij in mijn gedachten.