Zondag 7 oktober 2012

Ik lig wakker in mijn bed. Geen wekker op zondagochtend. Het is bijna 10 uur. Een mooie tijd om op te staan. Geroosterd brood en koffie bij het ontbijt. Met Yvonne spreek ik onze plannen voor vandaag door. De afgelopen dagen waren druk. Zeker de bijeenkomst van gisteren met ouders die ook een kind verloren aan kanker geeft stof tot nadenken. We verlangen beiden naar een rustdag. We blijven thuis. Toch hebben zowel Yvonne als ik een drukke ‘things to do’ lijst.

Na het ontbijt ga ik naar boven. In december verschijnt er in een veelgelezen weekblad een artikel over ons gezinsleven in het afgelopen jaar. Een redactrice heeft een opzet gemaakt. Ik werk het verder uit. Als ik klaar ben, leest Yvonne het eindresultaat. Ze concludeert dat er meer dan genoeg materiaal is voor een nieuw boek.

Op vrijdag 2 november spreek ik op de Nationale Werkconferentie ‘Kinderen zijn geen kleinevolwassenen’. Ik ben gewend om mijn presentaties op het laatste moment voor te bereiden. De organisatie wil echter nu al materiaal aangeleverd krijgen. Ik kijk naar de agenda. Ik heb een half uur spreektijd. Voor verpleegkundigen in opleiding duren mijn gastlessen standaard anderhalf uur. Het is een uitdaging om mijn verhaal kort en bondig neer te zetten.

Aan het einde van de middag ben ik eindelijk klaar. We eten lasagne. Yvonne laat vallen dat ze graag naar de bioscoop wil gaan. De film ‘Bellicher: Cel’ gaat over identiteitsfraude. Een aantrekkelijk onderwerp. Na een dagje binnen wil ik graag erop uit. Vroeger moesten we op zoek naar oppas. Dat is niet meer nodig. Janneke kan ervoor zorgen dat Loes op tijd in bed ligt. De jongens gaan mee naar de film.

Als we de bioscoopzaal binnenlopen, is deze bijna leeg. Naast ons slechts één koppel. Voordat de film begint, halen Yvonne en ik drinken. Voor de jongens elk een bak popcorn. De film is spannend. Ik val niet in slaap. Tijdens de pauze heb ik wel trek in een handje popcorn. De jongens tonen elk een lege bak.

De film is afgelopen. We lopen door de hal van de bioscoop.
Yvonne zegt: ‘Ik vond het boek beter.’
Anton lacht: ‘Dat zeg jij altijd.’
Ik merk op: ‘Ik vond het boek ook beter.’
Hans: ‘Jij leest nooit dit soort boeken.’
Ik: ‘Dat klopt.’
Hans: ‘Alleen over economie en de werking van het brein.’
Ik: ‘Die lees ik al lang niet meer. Dat was in een vorig leven.’

Weer thuis loop ik langs de krantenbak. Van dagelijkse bezorging van de krant ben ik een tijdje terug overgestapt naar een weekendabonnement. De reden hiervoor was dat ik elke dag netjes de krant van de brievenbus in de krantenbak legde zonder deze te lezen. Ik wilde geen afscheid nemen. Daarom leek bezorging enkel op zaterdag mij wel een goed alternatief. Toch is ook dit weekend de krant weer ongelezen. Ik heb geen interesse in het nieuws. Ik vraag me af wanneer dat weer gaat veranderen.