Ik bloed uit mijn kin. Een
scheerfout. Het is maandagochtend. Het voelt als maandagochtend. Ik ben niet
vooruit te branden. Ik drink twee koppen koffie voordat ik in mijn auto stap.
Rustig rijd ik naar Utrecht. Na twee verkeersboetes krijgen ze mij niet meer te
pakken.
Onderweg denk ik aan al die
keren dat we naar het Emma Kinderziekenhuis AMC reden. Guusje op de achterbank.
Vaak muziek van Guus Meeuwis op de radio. Nu is het stil. De radio staat uit.
Het is al bijna een jaar geleden dat we voor de laatste keer met haar naar
Amsterdam reden. Vaak lees ik dat opzien tegen de sterfdag erger is dan de dag
zelf. Ik ga het meemaken. Nog tweeëntwintig dagen.
Na het avondeten vraagt
Yvonne of ik niet alleen onze hond maar ook Anton uit wil laten. Onze jongste
zoon is druk. Hij loopt over van de energie. Aangezien het buiten nog licht is,
maak ik samen met hem een boswandeling. Meestal loop ik alleen met onze hond.
Nu hangt er een kwebbelende en springende Anton om heen.
Als we de auto instappen,
schrik ik van de tijd. Het is al bijna 8 uur. Dan besef ik ineens dat het dan
al donker moet zijn. Ik kijk naar Anton. Als ik vraag of hij met zijn vingers
aan de klok heeft gezeten, begint hij te lachen.
Thuis drink ik koffie en
ga ik naar boven. Ik moet nog werken. Het voelt ook als ‘moeten’. Het voelt als
maandag.
‘s avonds kijk ik terug op
vandaag. Ik concludeer: een rotdag. Dan zeg ik tegen mezelf dat elke dag mooie
momenten kent. Bijvoorbeeld Anton die vrolijk was en met mij een taalspelletje
deed tijdens onze boswandeling. Of de e-mail die binnenkwam bij Stichting KanjerGuusje. Een verzoek tot hulp in een ziekenhuis waar kinderen behandeld
worden tegen kanker. Door boekverkopen, acties en donaties kunnen we deze hulp
bieden. Ook deze maandag kent mooie momenten. Je moet ze alleen wel willen
zien.