De weersvoorspelling is
onheilspellend voor vrijdag, als je de weg op moet. Voor donderdagochtend is
geen slecht weer voorspeld. Als ik buiten kom, zie ik tot mijn schrik een witte
auto. Bevroren ramen. Dat wordt krabben. Ik moet naar Amsterdam. Helaas heb ik
bijna drie uur nodig om daar te komen.
Gelukkig kan ik rond lunchtijd
goed doorrijden naar kantoor in Utrecht. Ook de terugweg naar huis verloopt
zonder problemen. Onderweg bel ik met Indy. Haar moeder stuurde me een tijdje
terug een berichtje. Indy is 10 jaar en heeft volgende week een boekbespreking
over KanjerGuusje.
Indy opent het gesprek: ‘Ik vond het een erg leuk boek.’ Haar moeder corrigeert. Ik begin te lachen en zeg: ‘Ik denk dat ik weet wat je bedoelt. Je vindt het een mooi verhaal om te lezen.’ Vragen van kinderen zijn vaak ontwapenend. Ze kennen vaak geen schaamte. Vragen gewoon wat ze willen weten. Hun nieuwsgierigheid is groot. Morgenochtend spreek ik op een basisschool voor leerlingen van de groepen 6, 7 en 8. Daar kijk ik naar uit.
‘Hebben jullie veel
verdriet?’
‘Wil je weten of we veel
huilen. Je kunt namelijk vedriet hebben zonder te huilen. Ik heb elke dag
verdriet. Ik mis Guusje. Huilen doe ik bijna niet.’
Yvonne is ook net thuis.
We drinken snel koffie. Dan stappen we samen in de auto. We rijden naar
Eindhoven. Bij het station halen we Janneke op. Onze oudste dochter laat ons
haar kamer zien. Ze heeft een goede keuze gemaakt. Nu nog wel de inrichting
regelen. Deze avond brengen we daarom een bezoek aan IKEA en Hornbach. We
rijden naar huis met een rol tapijt. Het eerste begin is gemaakt.
In de loop van de avond
zie ik tweets voorbij komen. In de nieuwe Libelle is ‘Dagboek van een verdrietig jaar’ gepubliceerd. Een verzameling dagboekfragmenten. Een tijdje
geleden heb ik dit artikel geschreven. Toen kreeg ik zin om weer een boek te
gaan schrijven. Over mijn leven zonder Guusje.