Ons verdriet kan niet in de kast

Gisteren was het 16 maart. Precies twee jaar geleden dat Yvonne met Guusje naar de huisarts ging. Toen werd ze opgenomen. Men dacht aan een longontsteking. Yvonne heeft de beelden voor altijd in haar hoofd. Samen met Guusje in het ziekenhuis. Een arts die op onvriendelijke toon vraagt: ‘Schrikt u ervan dat uw dochter wordt opgenomen?’ Yvonne die niets zegt en denkt: ‘Vroeger gingen kinderen dood van een longontsteking.’


Vandaag wordt aan onze jongste dochter Loes gevraagd welke woorden ze niet graag wil horen. Ze zegt: ‘Dat ik niet aan Guusje moet denken.’ Onze kinderen horen het vaker. Het lijkt alsof het beter is om niet te vaak aan hun overleden zusje te denken, want dan hebben ze verdriet.

Ik vertelde een keer tegen iemand dat de CD met muziek van Guusjes uitvaart bijna altijd in mijn autoradio zit en dat ik er vaak naar luister. De reactie was: ‘Zo blijf je er wel in hangen.’ Ik heb niets gezegd, maar ik heb me wel afgevraagd wat deze reactie zegt over die persoon. Waarschijnlijk dat hij geen groot verlies had meegemaakt.

Toen Guusje twee weken overleden was, reageerden klasgenoten van onze dochter Lisa dat ze er nou maar eens over op moest houden. Het was immers al twee weken geleden. Als mensen dit horen, reageren ze vaak vol ongeloof. Maar hoe is de reactie als ik ‘twee weken’ vervang door ‘twee jaar’?

Het verlies van Guusje is verweven in ons gezin. Daar hoort verdriet bij. Voor altijd. Dat kan niet anders. Omdat te begrijpen, haal ik een tekst erbij uit ‘Het boek van Josje’. Het verhaal gaat over een kast waarin Josje alle verdriet verstopt van de dieren uit het bos. Zo is er geen verdriet meer in de wereld. Alleen het verdriet om de dood van de oude timmerman Sanders. Dat verdriet heeft Josje niet in de kast verstopt. Waarom niet? Ik citeer uit het boek:


Josje dacht weer aan Sanders. Josje dacht vaak aan Sanders. En dan had ze verdriet. Maar dát verdriet had ze nooit in de kast gestopt. Nooit! Geen sprake van! Dat was van zó lang geleden, daar was ze aan gewend. Dat was bij haar herinneringen gaan horen. En ook bij haarzelf. Het zou niet goed zijn om aan Sanders terug te denken zonder dat verdriet erbij. Het zou niet eerlijk zijn. Sanders was zo lief geweest… Het leek alsof alles wat Josje met hem had beleefd mooier was mét verdriet, en dat ze door dat verdriet meer van hem hield als ze aan hem dacht. Haar herinneringen aan Sanders zouden kaal zijn zonder verdriet.


Ik kan het niet beter uitleggen dan deze tekst uit ‘Het boek van Josje’. Ik heb geleefd met Guusje. Tien mooie jaren. Ik hou van haar. Ik koester mijn herinneringen. Ik hou van het verdriet.

Onze zoon Hans zei een tijdje terug: ‘Soms lijkt het alsof mensen het gevaarlijk vinden dat ik aan Guusje denk.’ Mensen die niet willen dat we verdriet hebben. Vinden ze het erg dat wij verdriet hebben? Of willen ze niet geconfronteerd worden met ons verdriet? Wij denken graag aan Guusje en omdat we van haar houden, hoort daar verdriet bij. Alleen zo voelt het goed voor ons.

Ik weet dat sommige mensen het moeilijk vinden om mij te begrijpen. Meestal mensen die geen ernstig verlies hebben meegemaakt. Daar heb ik begrip voor. Twee jaar geleden dacht ik immers ook zo. Toen begreep ik niet dat permanent verdriet bij het leven kon horen. Nu hoop ik dat anderen begrip hebben voor ons.