De hele nacht slaap ik onrustig. Ik ben vaak wakker. Geen idee hoeveel uren ik werkelijk slaap. Regelmatig kijk ik even bij Guusje. Ze kon gisteravond de slaap niet vatten.
Als ik opsta, zie ik een stapel post op mijn bureau. Nadeel van acht weken geen brieven openen. Ik blader even door de stapel. Lijkt me geen klusje voor vandaag of morgen. Meer iets voor dinsdag of later in de week. Dan trek ik de la van mijn bureau open. Nog meer post. Zeker geen klein klusje dus maar een grote klus.
In de ochtend krijgen we bezoek van onze huisarts, bel ik met de leerkracht van Guusje, kijken we naar een documentaire over kanker van het Klokhuis en gaat het gesprek vooral over Lisa’s spijkerbroeken. Onze dochter beklaagt zich over het missen van twee broeken. Ze heeft gezocht in de kasten van haar zussen, maar zonder resultaat. Ook een telefoontje naar oma, die de afgelopen weken de was heeft gedaan, levert niets op. Vreemd. Hoe raken twee broeken zoek? Als Hans terugkomt van de hond uitlaten, merkt Yvonne op dat hij wel een hele wijde broek draagt. Zeker op de heupen. Het zal toch niet. Jawel hoor. Onze zoon draagt een spijkerbroek van zijn zus. We liggen allemaal in een deuk. Zo ken ik onze kinderen weer. Heerlijk om weer thuis te zijn.
In de middag gaat het mis. We krijgen bezoek van familie. Allemaal mensen die ons heel erg hebben geholpen en waarvan ik heel veel hou. Toch kan ik het niet opbrengen om te luisteren naar ‘social talk’. Moe van de spanning. Moe van het slaaptekort. Bezorgd over de pijnbestrijding. Bezorgd over de grote ziekte. Kortom, moe en bezorgd. We vragen het bezoek om weg te gaan. Het is een moeilijk besluit. Liever geen bezoek. Niet voor mij. Ik wil wel praten, maar niet over alledaagse dingetjes. Niet nu. Graag bezoek voor Guusje. Zij kijkt er enorm naar uit.
Als alle bezoek weg is, snoei ik de klimop. Verder maak ik een boswandeling. Samen met hond Balou en onze kinderen Hans, Anton en Loes. Ze hebben geluk. De ijscoman staat bij de IJsbaan. Ze willen twee bolletjes. Voor mij is eentje genoeg. Daar snappen onze kinderen niets van. Hoe kun je nu één bolletje ijs genoeg vinden?
Ik vind het fijn om met onze kinderen door de bossen te wandelen. Ik heb ze enorm gemist.
Loes verliest een tand. Ze loopt terug in de hoop haar tand te vinden. Zonder resultaat. Ze heeft een beetje bloed in haar mond en vraagt om drinken. Ik zeg dat er genoeg water is in de IJsbaan. Nee, bedankt pa.
Loes verliest een tand. Ze loopt terug in de hoop haar tand te vinden. Zonder resultaat. Ze heeft een beetje bloed in haar mond en vraagt om drinken. Ik zeg dat er genoeg water is in de IJsbaan. Nee, bedankt pa.
Met Anton heb ik eind maart een spreekbeurt voorbereid. Deze ging niet door. Zijn zusje werd plotseling erg ziek. Ik vraag Anton wanneer hij zijn spreekbeurt moet doen? Als Guusje beter is, is zijn antwoord. Wat moet je dan zeggen? Dat hij geluk heeft?
Na het avondeten wil Guusje naar buiten. Yvonne en ik gaan even een stukje rijden met haar in een rolstoel. Dan is morgen naar school niet de eerste keer. Het voelt vreemd om zo met je dochter op stap te gaan. Het duwen is lastig. Ligt niet aan de rolstoel. Die is prima. De straten in het centrum van Kaatsheuvel zijn gewoon niet rolstoelvriendelijk.