Ik weer terug naar school.
Ik stap naar binnen. Daar staat directeur Henk. Ik laat hem het boek zien. We
staan voor Guusje’s klas. De deur gaat open. Nikki komt naar buiten. Zij is een
van Guusje’s beste vriendinnen. Ik laat Nikki zien dat ze samen met Guusje in
het boek staat. Een foto waarop ze samen schilderen.
Hoewel het niet is afgesproken, stap ik bij Guusje’s klas naar binnen. Meneer Ad knikt gemoedelijk. Ik laat de kinderen het boek zien. Een welgemeende ‘Oooh’ klinkt door de klas. Ik voel dat het bij me ‘binnen’ komt. Ik voel emotie. Enkele kinderen steken hun vinger op. Meestal om te melden dat hun ouders het boek hebben gereserveerd bij onze ‘eigen’ Bruna. Vervolgens loop ik de trap op naar boven. Loes komt naar buiten. Ze geeft me een kus, hangt haar rugzak aan de kapstok en huppelt terug haar klas in. Ze houdt ‘KanjerGuusje’ in haar handen.
Samen met Yvonne loop ik
naar de Bruna. We kopen een mooie pen om boeken te kunnen signeren en een
Telegraaf. Verslaggever Erik Morsink heeft een heel persoonlijk verhaal
geschreven. De titel is ‘monument voor Guusje’. Een titel als compliment.
Yvonne laat Frank, de
eigenaar van Bruna Kaatsheuvel, het boek zien. Hij zegt: ‘Dit is wat ik hoopte.
Het ziet er prachtig uit. Vergelijk het maar eens met het nieuwste boek van
Saskia Noort. Dat kost ook 19,95 euro.’ Ik loop de winkel in. ‘Koorts’ staat op
nummer 1. Ik pak het boek in mijn handen. Een slappe kaft met grijze
bladzijden. Ik informeer naar het aantal reserveringen. Frank toont mij een
blaadje dat vol staat met namen. Hij lacht erbij: ‘Alleen van gisteren. Je boek
gaat ècht een bestseller worden.’
Thuisgekomen klinkt al vrij
snel de bel van de voordeur. Een cameraman van Hart van Nederland meldt zich.
Zijn collega staat nog in de file. Toch arriveert ook deze snel. De cameraman
heet Ted en de verslaggever Lex. We drinken eerst een kop koffie en daarna
beginnen ze met interviewen. Ze laten mij stukjes voorlezen uit het boek,
stellen vragen aan Lisa en zetten foto’s op een USB-stick. Ze beloven er een
mooie reportage van te gaan maken.
Er is verwarring over de
uitzending. Vanavond of weekend? Het is onduidelijk. De eindredactie beslist.
De heren hebben het goed naar hun zin en blijven een boterham mee-eten.
Gezellig om te praten over dingen die zij meemaken tijdens hun afwisselende werk.
We arriveren een uur te
vroeg bij het AMC. Zo hebben we mooi tijd om ons voor te bereiden. Langzaam
druppelen de gasten binnen. Voornamelijk bekenden. Ik vind het fijn om al deze
mensen te zien. Allemaal mensen die Guusje een warm hart toe dragen.
Ondertussen schrijf ik in een aantal boeken alvast een persoonlijke boodschap.
Mijn toespraak verloopt
voor mijn gevoel minder goed dan ik hoopte. Ik merk dat ik tijdens de
presentatie zenuwachtig word. Helemaal niet nodig, maar het gebeurt wel. Hoe
kan dat nou? Ik heb veel ervaring. Word ik uitgerekend nu zenuwachtig. Komt het
misschien om dat ik deze mensen zo aardig vind. Juist dan zou ik toch niet
zenuwachtig moeten worden.
In mijn toespraak vertel
ik waarom ik vond dat het boek er moest komen. Het woord ‘moest’ is overigens
slecht gekozen. Ik werd benaderd. Er zijn drie redenen waarom ik het gedaan
heb. De eerste is de kop van het artikel in de Telegraaf. Ik wil een monument
voor onze dochter.
De tweede reden is het
vertellen van het verhaal van kinderen met kanker. Tot op de dag van vandaag
ontvang ik e-mails van mensen die òf steun halen uit het verhaal òf mij
complimenteren dat ik de wereld van kinderen met kanker beschrijf op een wijze
die recht doet aan de realiteit.
De derde reden is geld
inzamelen om de zorg voor kinderen met kanker en hun naasten te ondersteunen.
Als dit mogelijk is door de verkoop van een boek, waarom deze kans dan niet met
beide handen aangrijpen?
Ik maak van de gelegenheid
gebruik om vandaag een eerste exemplaar te overhandigen aan een bijzonder
persoon. Yvonne en ik zouden graag dit eerste exemplaar hebben overhandigd aan
alle verpleegkundigen die ons tijdens het verblijf in het ziekenhuis zo
geweldig hebben gesteund. Symbool voor deze groep staat Marij. Haar foto staat
op Guusje’s iPod. Zij was ook de enige die naast de broers, zussen en ouders
aanwezig was bij Guusje’s overlijden. Voor ons is Marij een voorbeeld.
Na mijn toespraak neemt
Jan-Willem Koppers het woord. Hij is voorzitter van Stichting KanjerGuusje. Hij
vertelt waarom hij op mijn vraag om bestuurslid te worden van de nieuwe
stichting is ingegaan. Hij gaat in op inkomsten en uitgaven. Inkomsten door
verkoop van het boek en spontane initiatieven van mensen. Uitgaven aan vijf
projecten. Een ervan is de KanjerKetting. Deze was heel belangrijk voor Guusje.
Op verzoek van Yvonne en
mij adopteert Stichting KanjerGuusje vanaf vandaag een kraal. Het gaat om het
‘hartje’. Een kraal die aan ouders wordt uitgereikt, als hun kind overlijdt.
Waarom de keuze voor deze kraal?
Geen enkel mens wil dat
zijn kind kanker krijgt. Geen enkel mens wil het verhaal van Guusje meemaken.
Toch is het volgens velen goed dat ik van het verhaal een boek heb gemaakt. Zo
is het ook met de kraal ‘het hartje’ die symbool staat voor einde van het
leven. Geen ouder wil deze kraal hebben, maar als het zover is, dan moet deze kraal
er wel zijn. Ook deze kraal is belangrijk. Hij hoort bij Guusje. Ze is voor
altijd in ons hart.
Na de presentatie is het
druk. Ik heb te weinig tijd om iedereen goed te woord te staan, want al vrij
snel zit ik in een hoekje aan tafel met Yvonne Hoebe. Ze schrijft voor het
weekblad Privé. Er is meteen een klik. We zijn lotgenoten. Yvonne verloor haar
dochter Denise zeventien jaar geleden aan kanker. We praten honderduit.
Tijdens ons gesprek komt
Karel Wijne langslopen. Met hem voel ik een sterke verbondenheid. Onze verhalen
zijn zo parallel en ook zo anders. We hoorden op dezelfde dag over kanker bij
ons kind. We gingen samen de wereld binnen van kinderen met kanker. We kwamen samen
in die donkere wereld tussen hoop en angst. Karel’s zoon Pieter hoorde op 31
oktober dat hij een bloemetje kreeg aan het einde van zijn KanjerKetting. Een
dag eerder werd het voor Guusje een hartje.
Het is tegen 7 uur als we
richting het zuiden rijden. We nemen ons voor om onderweg een hapje te eten.
Loes zit gezellig te praten.
‘Papa, je moet nog een
boek schrijven.’
‘Nog een boek. Waarover?’
‘Een boek dat het met
Guusje goed afloopt.’