Ik stop bij een
benzinepomp. Overkapt. Het waait hard. Vochtig en koud. Ik ben chagrijnig. Ik
voel het. Voordat ik afreken de kilometerstand onthouden en in mijn telefoon de
pincode opzoeken van mijn tankpas. Ik probeer de getallen te onthouden. Wat
moet ik lang wachten. Ik hoor een lang verhaal over bonusmiles. Kom op mensen.
Ik wil naar mijn werk. Dan ben ik eindelijk aan de beurt. Ik voer de gegevens
in. Pincode en kilometerstand. Ik heb ze kunnen onthouden. De man achter de balie
begint nu ook tegen mij over bonusmiles. Ik wil niet. Ik wil helemaal geen
bonusmiles. Ik wil hier niet zijn. Ik wil weg. Zo snel mogelijk. Zal ik boos
worden? Nee, ik blijf netjes. De man wil mij een folder geven met inlogcode
voor een website op internet. Alsof ik niks beters te doen heb. Ik neem niks
aan: goedemorgen. Eigenlijk slechte morgen. Nou ja, die man doet ook maar zijn
werk.
Thuis erwtensoep. Ik ben laat. Yvonne en ik spreken over de dag. Ik ben moe. Ik val op de bank in slaap. Yvonne maakt me wakker met koffie. Ik denk eraan vanavond nikst te doen. Even later zit ik toch weer met mijn laptop op de bank. Mailtjes van lezers doornemen. Veel mooie en lieve woorden voor Guusje. Fijn om te lezen.
Er zijn ook
mailtjes bij van mensen die journalisten proberen te bewegen over Guusje te
schrijven. Deze mensen ontvangen als antwoord dat er al zo vaak over zulke
onderwerpen wordt geschreven. Ik vraag me af: waar dan? Ik denk eerder dat veel
journalisten het zelf een moeilijk onderwerp vinden. Journalisten zijn namelijk
net mensen. Ik denk aan interviews. Wat hoor ik vaak vooraf?
‘Ik vind het
lastig om met u te praten.
Ik vind dit een
moeilijk onderwerp.’
Veel mensen voelen
zich er ongemakkelijk bij. Spreken over Guusje, haar ziekte en haar dood. Ik
heb geen moeite met praten. Je kunt me alles vragen.
Veel mensen
beseffen niet wat er met een gezin gebeurt. Bij kanker en bij dood van een
kind. Ik wist het ook niet. Wel weten geeft begrip voor de andere wereld waarin
deze gezinnen terecht komen. Daarom is praten belangrijk.