Elke ochtend word ik wakker met dezelfde gedachte: Guusje is dood. Zal
ik ooit nog anders wakker worden? Ik kan het me niet voorstellen. Ik heb
besloten om niet bij de pakken neer te zitten. Bij het ontbijt ben ik vrolijk.
Plotseling gooi ik eruit: ‘Geniet van het leven. Het duurt maar even.’ Dat kan
dus niet. Deze standaard uitspraak van mij heeft na eind oktober een andere
betekenis gekregen. Zo zei ik ook altijd, wanneer mensen zeurden over
futiliteiten: ‘Je zal het maar meemaken.’ Ook zo’n voor mij typische uitspraak.
Ik zeg het nooit meer.
Omdat Yvonne ziek is, ben ik op tijd weer thuis. Na het avondeten is
het licht. Deze kans op een boswandeling laat ik niet liggen. Terwijl ik in het bos loop, valt het me op dat mijn manier van denken veranderd is. Vorig jaar was ik
nog druk met de toekomst. Altijd bezig met plannen maken. Het leven is wat je
gebeurt terwijl je andere plannen maakt. Dat heb ik ervaren. Ik maak geen plannen meer. Ik denk geen toekomst. Steeds ga ik terug in gedachten. Met Guusje heel dichtbij.
Weer thuis maak ik mijn mailboxen zo ver mogelijk leeg. Ik kom weer
mooie reacties tegen op mijn boek. Een ervan plaats ik op Facebook.
Een jaar geleden gebruikte ik Facebook enkel voor het uitwisselen van
foto’s met familieleden in het buitenland. Vanavond heb ik contact met een
moeder. Haar dochter overleed een tijdje terug aan kanker. Onze dochters zien
we nooit meer terug. Dat beangstigt ons. De moeder eindigt onze uitwisseling pakkend:
We hebben levenslang,
maar we mogen nooit opgeven
Dat deden onze dochters ook niet