Zondag 4 maart 2012

Om 9 uur uit bed. Vroeg voor een zondag. Ik slaap graag uit. Na het ontbijt ga ik naar boven. Veel te doen vandaag. Vooral voor Stichting KanjerGuusje. Tussen de bedrijven door langs mijn ouders en naar een doorloop van toneel. Hans en Lisa treden samen op in een toneelstuk van theatermakerij Dramarij.

Een doorloop is een repetitie met publiek erbij. De spelers hebben een weekend gerepeteerd. Nu tonen ze het stuk voor het eerst aan een beperkt publiek. Aan het eind mogen de aanwezigen kritiek leveren. Vooral opbouwend natuurlijk. Yvonne en ik komen net op tijd binnen. Hans en Lisa roepen dat ik mijn telefoon moet inleveren. Niet omdat ze bang zijn dat ik ga twitteren. Ik gebruik mijn telefoon om aantekeningen te maken. Vaak uitvoerig. Ze hebben geen trek in een kritisch oordeel van hun vader. Als de voorstelling is afgelopen, zegt Hans dat ik maximaal vijf minuten heb voor mijn opmerkingen. Ik houd het beperkt tot twee minuten. Dit had hij niet verwacht. Ik vind verrassingen leuk.

Vandaag ben ik in gedachten bij twee kanjers. De eerste is Jill. Toen Guusje overleed was Jill op dezelfde afdeling. Ik ben na Guusjes overlijden bij Jill de kamer binnengestapt. Ik kende Jill enkel van Twitter. Een kort en vreemd gesprek. Kennismaken en meedelen dat Guusje dood was. Er is nog iets waardoor Jill verbonden is met Guusje: 5 mei. Die dag hoorde Jill voor het eerst het woord kanker. Guusje hoorde dat ze nooit meer beter kon worden. Vandaag mag Jill naar huis. Haar laatste chemokuur zit erop. Ze ontvangt een bloem aan haar KanjerKetting. Op weg naar huis. Proosten op een toekomst zonder kanker.

De andere kanjer is Kevin. Sinds vrijdag vraag ik me af wanneer hij het leven loslaat. Aan het einde van de avond publiceert zijn moeder een indringend blogbericht. Hierin lees ik de liefde van een moeder voor haar kind. Deze moeder staat over vier maanden misschien wel net als Yvonne vandaag op de slaapkamer van haar kind. Spulletjes te verplaatsen. In tranen. Weggooien kun je niets. Niet van je verloren kind.

In de vakantie gingen we naar de film ‘Achtste-groepers huilen niet’. Bij de aftiteling verscheen in beeld de tekst dat steeds meer kinderen genezen van leukemie. Wat moet ik met zo’n mededeling? Een sprankje valse hoop? Ik las onlangs dat het genezingspercentage van kanker bij kinderen de afgelopen tien jaar nauwelijks is gestegen. Dat zou de reden zijn om één kinderoncologisch centrum te gaan bouwen voor heel Nederland. 

Er gaan kinderen dood. 
Die kinderen hebben ouders. 
Die leven door zonder hun kind. 


Als ik ‘kanker’ hoor, dan denk ik ‘dood’. 
Kinderen krijgen kanker. 
Kinderen gaan dood. 


Denk nu aan je eigen kind. 
Dat het kanker krijgt. 
Denk vervolgens dat je je kind nooit meer zult zien. 
Nooit meer.
Dat is dood. 
De dood van je kind.