Om half 9 heb ik een afspraak in Utrecht. Helaas is de herfst begonnen en valt het
verkeer regelmatig stil. Ik ben een kwartier te laat op kantoor. ’s Middags
dreigt mijn laatste afspraak uit te lopen. Ik verlaat om 4 uur het kantoor. Ik
rijd naar Hoevelaken om Jur en Hera, de ouders van Marnix, te condoleren.
Volgens mijn navigatiesysteem een half uur rijden. Helaas is er geen doorkomen
aan. Ik ben anderhalf uur onderweg.
Er is gelegenheid tot
condoleren tot 5 uur. Ik arriveer pas om half 6. Gelukkig word ik met open
armen ontvangen. Iemand zei vandaag dat het waarschijnlijk wel zwaar zou zijn
om met Jur en Hera te praten. Mijn gevoel zegt anders. Het uitwisselen van
emoties en ervaringen is het delen van verdriet.
Het verdriet om Guusje is
altijd bij me. Jur en Hera zitten midden in de dreun van het overlijden van
Marnix. Ik realiseer me al pratend met Jur hoe anders hun situatie is. De dood
van Marnix zal ook hun levens markeren. Maar wel alsof er twee gezinnen zijn.
Voor de dood het gezin met Olav en Marnix. Na de dood het gezin met Olav en de
tweeling.
We spreken af contact te
houden. Bij het afscheid kan ik niet anders dan Jur en Hera sterkte wensen en
zeggen dat morgen een moeilijke dag gaat worden. Hera knikt en zegt: ‘Dat
moet het ook worden. Een hele moeilijke dag.’