Dinsdag 18 september 2012

Om half 9 heb ik een afspraak in Utrecht. Helaas is de herfst begonnen en valt het verkeer regelmatig stil. Ik ben een kwartier te laat op kantoor. ’s Middags dreigt mijn laatste afspraak uit te lopen. Ik verlaat om 4 uur het kantoor. Ik rijd naar Hoevelaken om Jur en Hera, de ouders van Marnix, te condoleren. Volgens mijn navigatiesysteem een half uur rijden. Helaas is er geen doorkomen aan. Ik ben anderhalf uur onderweg.

Er is gelegenheid tot condoleren tot 5 uur. Ik arriveer pas om half 6. Gelukkig word ik met open armen ontvangen. Iemand zei vandaag dat het waarschijnlijk wel zwaar zou zijn om met Jur en Hera te praten. Mijn gevoel zegt anders. Het uitwisselen van emoties en ervaringen is het delen van verdriet.

Het verdriet om Guusje is altijd bij me. Jur en Hera zitten midden in de dreun van het overlijden van Marnix. Ik realiseer me al pratend met Jur hoe anders hun situatie is. De dood van Marnix zal ook hun levens markeren. Maar wel alsof er twee gezinnen zijn. Voor de dood het gezin met Olav en Marnix. Na de dood het gezin met Olav en de tweeling.

We spreken af contact te houden. Bij het afscheid kan ik niet anders dan Jur en Hera sterkte wensen en zeggen dat morgen een moeilijke dag gaat worden. Hera knikt en zegt: ‘Dat moet het ook worden. Een hele moeilijke dag.’