Als ik wakker word, vraag
ik aan Yvonne hoe het gaat. Ze denkt beter dan gisteren, maar als ze even later
beneden is, merkt ze dat het tegenvalt. De griep is nog niet vertrokken. Ik rijd
naar mijn werk in Utrecht. Het is druk.
Laat in de middag ga ik
terug naar huis. Onderweg voer ik telefoongesprekken. Onder andere met Marieke.
Via Twitter zijn we met elkaar in contact gekomen. Ze vertelt over de periode
na het plotselinge overlijden van haar schoonzus. Ze kreeg steun van collega’s.
Niet alleen via mailtjes en kaarten. Ook praktische hulp. Broer en schoonzus
hadden een baby. Marieke besloot af en toe voor haar neefje te zorgen, maar had
zelf geen kinderen. Haar collega’s regelden de spullen die ze nodig had om voor
het kind te kunnen zorgen.
Tijdens de Libelle
Zomerweek in het voorjaar was er een standje van Pien en Kiki. Twee
enthousiaste dames die herinneringsharten en –sterren verkochten voor Stichting KanjerGuusje. Een van de dames komt op bezoek en heeft een grote pot
snoephartjes bij zich. Gezellig om even na te praten.
Elke dag lees ik in mijn
boek. Ik kijk van buitenaf mijn leven van toen in. Een jaar geleden begonnen we
aan een reeks van tien bestralingen. Het ging die dag niet goed met ons kleine
blonde meisje. Ik zou de volgende dag gaan werken, maar werd door de ziekte
gedwongen een beslissing te nemen die zo ‘niet ik’ was: ziekmelden. Mijn gevoel
bepaalde wat juist was. Niet mijn verstand.