Zaterdag 8 september 2012

Als ik wakker word, zie ik dat het een mooie dag gaat worden. De zon schijnt door de gordijnen. Ik hoor een liedje in mijn hoofd.

Laat onze dromen nu maar komen
Geef me maar je hand
Deze mooie dag beloven
Liefde hangt boven het land
Zo mooi, zo mooi, zo onvoorstelbaar mooi
Alles wat ik zoek, is wat hier vind

Dit lied klonk op Guusjes uitvaart. Het is een van mijn favorieten. Uit de tijd dat geluk vanzelfsprekend was.

Na het ontbijt maak ik een boswandeling. Samen met Victor. Onze dochters Guusje en Nikki waren vriendinnen. Toen Guusje in het ziekenhuis werd opgenomen, kenmerkte de hulp van Victor zich door niet afwachten maar aanbieden. Hij belde me en vroeg wanneer Nikki met nog een vriendin op bezoek kon komen. Ik vroeg: ‘Wanneer kunnen jullie komen?’ Hij antwoordde: ‘Dat bepaal jij.’

Tijdens onze wandeling praten we over werk en privé. Over heden en over een jaar geleden. Toen lag Guusje met Nikki in het zwembad. Ik geef aan dat ik achteraf constateer dat ik niet in de gaten had dat onze dochter achteruit ging. Victor vertelt dat enkele dagen na het zwemmen Nikki voor de eerste keer vroeg of Guusje dood zou gaan. Nikki zag dat haar vriendin het moeilijk had.

Het blijft natuurlijk onbegrijpelijk dat je vriendin sterft. Ik denk wel eens aan Guusjes klasgenoten. Ze gaan er elk op hun eigen manier mee om. Ze zijn geconfronteerd met de dood van een leeftijdgenoot. Ik ontvang e-mails van lezers die zich in dezelfde situatie bevonden. Hierin staat dat de impact groot is. Er wordt meestal niet over gepraat. Om het kind te beschermen. Toch is het kind er wel mee bezig. Alleen, in gedachten.

De temperatuur loopt op tot 25 graden. Yvonne wil een winterjas kopen. Ik begrijp het niet. Prachtig zomerweer en dan bezig zijn met winterkleding. Via Twitter maken andere vrouwen mij duidelijk dat er juist nu gekocht moet worden. Over enkele weken is er geen keus. Als we later door het centrum van Tilburg lopen, vraagt Anton of ik ook een winterjas ga kopen. Ik antwoord dat ik er nog niet aan wil denken.

Laat in de middag zit ik buiten op ons plaatsje. Ontspannen met een boek. Ik lees de laatste hoofdstukken uit ‘Met mijn ziel onder mijn arm’. Over de drang om zich fijn te voelen en pijn te vermijden. Dat herken ik. Ik stond altijd wel stil bij verdriet, maar het moest niet te lang duren. Bijna een jaar geleden ben ik geconfronteerd met de dood van onze dochter. Daar kan ik geen streep onder zetten. Ik kan me er niet overheen zetten en doorgaan met mijn oude manier van leven. Ik leef verder zonder Guusje. Ik zoek naar een manier om haar gemis te integreren in mijn leven. Voor dat laatste gebruikt Riet Fiddelaers de term verweven. Het spreekt me aan. Ik heb me eerder negatief uitgelaten over het woord verwerken. Dat laatste doe ik altijd met stapels post. Als ik ze heb opgeruimd, dan denk ik er niet meer aan. Verwerken is wegwerken is vergeten. Verweven is meenemen in mijn leven.

’s Avonds kijk ik of er nieuws is over Marnix. Omdat er nog geen blogbericht is gepubliceerd, kijk ik op Facebook. Ik schrik. Toen Guusje overleed, was Arno ook op F8 Noord. Met Arno ging het goed. Hij werd een survivor. De lijn tussen hoop en angst is dun in de wereld van kinderen met kanker. Foto’s laten zien dat er uitzaaiingen zijn. De eerste chemokuren staan voor Arno op de planning.

Later lees ik de blog over Marnix. Op weg naar het einde. De machteloosheid van de ouders. Ze kunnen niets anders doen dan er zijn.