Maandag 16 april 2012

Niet uit bed kunnen komen. Blij dat ik niet meer in het onderwijs werk. Daar regeert de zoemer. Eerst thuis e-mails lezen en daarna naar kantoor in Utrecht. Aan het einde van de middag rijd ik naar het Ronald McDonald Huis. Gelegen bij het Wilhelmina Kinderziekenhuis in Utrecht. Begin februari was ik hier ook. Het was de eerste keer na Guusjes overlijden. Het bezoek maakte indruk op mij.

Ik word vriendelijk ontvangen. Er wordt pizza bezorgd. Meteen heb ik goede gesprekken met staf en vrijwilligers. Bijvoorbeeld over een overleden kind. Zet je zijn of haar naam erbij, als je een kaartje stuurt aan de familie van het kind? Veel mensen kiezen ervoor om het niet te doen. Waarom niet? Bang om de ander te kwetsen. Daarmee vullen we het beeld voor de ander in. We gaan denken voor de ouders van het overleden kind. We denken dat ouders van een overleden kind het als kwetsend ervaren, als de naam van hun kind op een kaartje wordt geschreven. Ik draai het om. Wat wil een ouder van een overleden kind? Dat de naam van het kind wel of niet wordt genoemd? Ik wil graag dat Guusje erbij wordt geschreven op een kaartje dat aan ons is gericht. Guusje hoort bij ons gezin. Ook al is ze overleden. We missen haar. We dragen haar bij ons. In ons hart. Voor altijd. Uit gesprekken met andere ouders van overleden kinderen weet ik dat velen er zo over denken. Toch worden de namen van overleden kinderen vaak niet meer genoemd of geschreven. Dat doet pijn.

Na de pizza lopen we naar het Wilhelmina Kinderziekenhuis. Begin februari vond ik het moeilijk om hier weer te zijn. Nu voelt het anders. Vanavond spreek ik voor de vrijwilligers van het Ronald McDonald Huis. Bloglezeres Janneke heeft me getipt als spreker. We drinken samen koffie.

Eerst wordt er verteld over het Ronald McDonald Huis. In Utrecht worden per jaar zeshonderd gezinnen ontvangen. Daarvoor is geld nodig. Veel geld. Gelukkig zijn er meer dan honderd vrijwilligers. Mensen met een goed hart. Een groot deel is hier vanavond verzameld. Na de mededelingen over financiën en toekomst krijg ik het woord. Ik vertel over ons gezin en ons leven. Zeven weken Emma Kinderziekenhuis. De rol van het Ronald McDonald Huis tijdens deze weken. Even buitenlucht voor mij. Even een stap buiten het ziekenhuis. Even privé om te slapen en te douchen. Daarnaast belangrijk voor onze kinderen. In het weekend bleven ze slapen. Ik kan uren vertellen, maar houd mijn verhaal bewust beperkt. Geef mensen de ruimte om vragen te stellen. Die zijn er genoeg. Bijvoorbeeld de vraag hoe onze kinderen het boek ervaren. Deze vraag werd afgelopen zaterdag ook aan Janneke gesteld. Zij antwoordde dat Guusje dood is. Wel of geen boek. Het bestaan van het boek vindt zij ‘cool’.

Na de lezing ontvang ik complimenten en kopen veel mensen een gesigneerde exemplaar van de eerste druk. Bijna ben ik door de voorraad heen. Als ik samen met de staf van het Ronald McDonald Huis het ziekenhuis uitloop, vraag ik hoe zij de avond hebben ervaren. Ze vertellen dat ze bang waren voor een te zwaar verhaal. Deze angst blijkt ongegrond. De vrijwilligers zijn enthousiast. Ze vinden het een mooie avond met een goed verhaal. Even later rijd ik fluitend naar huis.