Een maand geleden
verscheen het boek ‘Zo, nu ben je wees’. Geschreven door Jojanneke van den Bosch. In september 1989 stierf haar vader. Vijf maanden later haar moeder.
Jojanneke was 14 en wees. Op de cover van het boek staat de titel in een
tekstwolk. Daaronder nog een wolk met ‘doei’.
Ik las het boek in twee
avonden uit. Veel voorbeelden van lage betrokkenheid. Bijvoorbeeld van een
verpleegkundige die Jojanneke om kwart voor 6 aantrof in het ziekenhuis, nadat
die middag haar moeder was overleden. ‘Ik had toch gezegd dat we om 6 uur
sluiten’, meldde de verpleegkundige. Het mortuarium was ’s avonds dicht. De vergelijking
met een supermarkt drong zich op.
Jojanneke woonde samen met haar oudere zus. Buitenstaanders deden vooral alsof er niets gebeurd was. Als er werd gereageerd, dan waren het uitspraken in de trant van ‘wat doen jullie het goed’ en ‘jullie redden je wel’. Wat doe je, als mensen dit tegen je zeggen? In elk geval niet zeuren. Hoe vaker Jojanneke en haar zus hoorden dat ze het zo goed deden, des te meer ze dat probeerden uit te stralen. De buitenwereld pleitte zich vrij van het bieden van hulp.
Toen ik het boek uit had,
was ik getroffen door het gebrek aan betrokkenheid. Gelukkig waren er ook
mensen die zich wel om Jojanneke hadden bekommerd. Zoals de ouders van een
vriendin. Die boden haar een kamer aan. Het zijn deze lichtpuntjes waar je het als
rouwende van moet hebben.
Mensen die betrokkenheid
tonen. Ik kom ze regelmatig tegen. Zoals bij mijn lezing in Epe. Ik sprak een
oudere dame. Ze vertelde over een echtpaar in haar dorp. Ze zag de vrouw
worstelen met het verlies van haar zoon. Ze kende het gezin niet echt. Ze belde
op de geboortedag van de overleden zoon aan. Met een bloemetje en de woorden:
‘Ik weet niet wat ik zeggen moet, maar ik weet dat het de verjaardag van je
zoon is.’
Vorige week waren we bij
het afscheid van Jan. In dezelfde aula als bij Guusjes crematieplechtigheid.
Het was voor ons gezin een emotionele bijeenkomst. Verdriet om Jan. En om
Guusje. Na afloop was er koffie. Op weg naar huis vroeg ik aan Yvonne of ze een
goede vriendin had gesproken.
‘Nee, ik heb haar niet
gesproken.’
‘Dat is raar. Ze stond
vlakbij ons.’
‘Ze liep langs me. Pakte
mijn arm en wreef erover.’
Betrokkenheid kan ook zonder woorden.