Vorige week was ik in De Gildenbond in mijn woonplaats
Kaatsheuvel. Eduard Steenbergen (82 jaar) presenteerde er zijn nieuwe boek dat
vol staat met foto’s uit de jaren 30, 40 en 50 van de vorige eeuw. Twee uur
lang boeide hij de zaal met verhalen over de mensen op de foto’s. Ik zag zelfs
mijn opa voorbij komen. Zittend op een bakfiets. Hij bracht de boodschappen bij
de mensen thuis. Hij overleed voordat ik geboren werd. Ik ben naar hem
vernoemd.
Toen ik terug naar huis liep, bedacht ik dat de meeste
mensen op de foto’s niet meer in leven zijn. Goed dat Eduard ervoor zorgt dat
we hen blijven herinneren.
Zondag is het Allerzielen. Een dag speciaal om overledenen
te herdenken. Vlakbij mijn huis is een kerkhof. Daar zegent de pastoor ’s middags
de graven. Er worden kaarsjes ontstoken. Ik vind het een mooi ritueel. Ik denk
dat het goed is om stil te staan bij de overledenen met wie wij ons verbonden
voelen. Toch gaat voor veel mensen het herdenken verder dan de dag van Allerzielen.
Afgelopen donderdag was het drie jaar geleden dat onze
dochter Guusje overleed. Niets heeft een grotere impact op mijn leven gehad dan
haar dood. Soms wordt mij gevraagd of het nu beter met me gaat. Beter? Rouw is
geen ziekte die overgaat. De liefde voor onze dochter is tijdloos.
In de media wordt vaak gesproken over rouwverwerking. Ik vind
dat geen goede term. Verwerken doe ik met afval. De Amerikaanse acteur Gregory
Peck merkte vele jaren na de dood van zijn zoon op: “Ik denk niet elke dag aan
hem. Ik denk elk uur van elke dag aan hem.”
De herinnering aan Guusje blijft en die verweef ik in mijn
leven. Ik spreek liever over verlies-verweving dan over rouw-verwerking.
Elke ochtend steek ik een kaarsje aan. Naast de urn met de
as van onze dochter. Ik zeg: “Goedemorgen, Guusje.” Aan het einde van de dag, voordat
ik naar bed ga, blaas ik het kaarsje weer uit. Dan wens ik haar een goedenacht.
Deze blog verscheen als column in de rubriek Smaakmakers van het Brabants Dagblad op 1 november 2014.