Soms is bezoek bijzonder. Aan het begin van de middag Guusje’s vriendin Nikki met vader Victor en moeder Alice. Nikki kijkt aangeslagen. Ze heeft Guusje zaterdag nog gezien. Ineens komen de tranen. Huilen om het verlies van een vriendin. Toch is Nikki een moedig meisje. Ze pakt haar gitaar en speelt voor Guusje ‘When I look at you’. Ons kleine blonde meisje zou genieten.
Vandaag weinig regelwerk. Het gedachtenisprentje is af. De muziek voor het afscheid van Guusje is uitgezocht. De volgende keuze is door Yvonne en mij gemaakt:
Bijna alle liedjes zijn van Guus Meeuwis. Daar houdt Guusje van. Haar ouders ook.
“Alleen Guus Meeuwis? Als ik dan voortaan Guus op de radio hoor, moet ik denken aan KanjerGuusje.”
“Mooi, hè. Hoe meer er aan Guusje wordt gedacht, hoe beter.”
Ik heb veel moeite om te beseffen dat Guusje overleden is. Als ik naast haar zit, kriebel ik haar arm. Vond ze altijd lekker.
Ik heb de neiging om naast haar te gaan liggen. Het bed is te smal.
Vanavond lopen Yvonne en ik een blokje om. Even een frisse neus. Terug thuis zit Guusje niet op de bank. Daar hoort ze wel te zitten. Haar eigen plekje.
Ik loop door de kamer. Alleen. Blaas de kaarsen uit. Ik sta met mijn rug naar Guusje. Waarom tikt ze niet even op mijn rug? Bij wijze van grap.
Ik kom terug van toilet. Heeft ze zich verstopt? Nee, natuurlijk niet.
Ik zit op de bank. Ik kijk naar Guusje. Dadelijk staat ze op en roept ze keihard: “Gefopt!”
Onze dochter is dood.
Ik kan er niet aan wennen.
We zijn onderweg naar zaterdag.
Dan wordt Guusje een herinnering.
Voor altijd.