Opschieten. Om 9 uur komen Guusje’s klasgenoten. Die zijn natuurlijk stipt op tijd. Met school is afgesproken dat klasgenootjes, die Guusje willen zien, haar kunnen bezoeken. Juf Bianca en juf Ilse melden zich als eerste. De kinderen komen samen met ouders. Ik zit naast Guusje. Probeer de kinderen over te halen dichterbij te komen. Ik zie de blikken van klasgenootjes. Aangeslagen. De woonkamer staat vol. De temperatuur stijgt. Een vriendinnetje van Guusje gaat onderuit.
Ik spreek met ouders. Laat foto’s zien van afgelopen zaterdag. Guusje heeft pijn. Ze is lichamelijk gesloopt. Hoe vaker ik de foto’s zie en hoe vaker ik het verhaal vertel, des te meer vrede ik krijg met Guusje’s dood. Alleen door te sterven kon ze zich bevrijden van haar pijn.
Als de klasgenootjes terug naar school zijn, komen Manola en Victor. Manola maakt foto’s van Guusje. Victor zorgt ervoor dat zaterdag foto’s van Guusje worden getoond.
Na de lunch lopen Yvonne en ik naar Ambianze, de bloemenwinkel van onze buurman Pascal. Guusje lag na haar geboorte in een rieten wiegje. Welkom in ons gezin. Zaterdag ligt ze in een rieten mand. Afscheid van ons gezin. Het idee zo mooi. Het gevoel zo zwaar. Huilen bij het zien van de mand. Weten dat het afscheid definitief is.
Terug thuis is er bezoek. Huilen en lachen zijn emoties die elkaar afwisselen deze dagen.
Oma: “De crematie van Guusje is in Tilburg. Waar is het crematorium?”
Lisa: “Geen idee. We zijn geen vaste bezoekers.”
Het bezoek is weg. Heerlijk rust. Yvonne en ik zitten samen bij Guusje. Ik besluit te gaan schrijven aan de toespraak die ik zaterdag houd. De afgelopen avonden heb ik verschillende keren geprobeerd een begin te maken. Zonder resultaat. De tijd dringt. Guusje is nog maar twee nachtjes bij ons.
Naast Guusje. Laptop op schoot. In gedachten praat ik tegen haar. Voor wie ga ik zaterdag spreken? Voor ons kleine blonde meisje. In een mum van tijd staat het eerste stuk op papier. Het begin is gemaakt. Morgen ga ik verder. Dan ontvangen we de hele dag geen bezoek. Vrijdag is van ons gezin alleen. De laatste dag samen: papa, mama, Janneke, Lisa, Hans, Anton, Guusje en Loes.
Alleen vandaag ontvangen we nog bezoek. De dame die de crematieplechtigheid organiseert. De buren die zo goed voor ons zorgen. Onze lotgenoten Anja en Marcel. Anderhalve week geleden had Guusje haar laatste goede dag. Toen bakten we taarten bij Anja. Vanavond eten we samen Guusje’s taart. De creatie waar ze zo trots op was.
Aan het begin van de avond word ik gebeld door Rosanne van het Dr. Mollercollege. Dit is de middelbare school van onze drie oudste kinderen. In het gesprek met Rosanne geef ik aan dat onze kinderen maandag naar school gaan. Het is prettig, als er dan gesproken wordt over Guusje. Docenten en klasgenoten zullen dat moeilijk vinden, maar dat mag geen reden zijn om er niet over te praten. Alsof het makkelijk is voor Janneke, Lisa en Hans. Zij zagen hoe doodziek hun zusje was. Zij gaven hun eigen zusje toestemming om te gaan. Naar een wereld zonder pijn. Ze zeiden: “Ga nu maar Guusje. Je mag gaan.” Ze waren er ook bij toen hun zusje overleed.
Ik kan me voorstellen dat het moeilijk is om met onze kinderen te praten, maar laat die angst geen reden zijn om het niet te doen. Stap over je eigen angst heen. Onze kinderen hebben deze dagen veel verdriet. Er zijn veel tranen. Waarom wil je wel graag met ze lachen, maar ben je bang om met ze te huilen? Het tonen van emoties is een teken van medemenselijkheid. Daar hoort ook wel eens een traan bij. Vind je het een teken van zwakte? Niets zeggen is zo doorzichtig. Zwijgen! Dat is pas een teken van zwakte. Gewoon laf.
Het is laat.
Ik kijk naar Guusje.
Ze heeft geen pijn meer.
Ze heeft rust.
31 maart hoorden we kanker.
Toen overviel ons de angst.
De angst dat ze dood zou gaan.
Dat was vreselijk.
Maar angst geeft ook hoop.
Hoop dat het goed komt.
Nu is er geen angst meer.
Maar ook geen hoop.
Leven tussen hoop en vrees is verschrikkelijk.
Maar leven zonder hoop is nog erger.
Vanaf zaterdag zonder Guusje.
Dan gaan we haar nog meer missen.
Meer dan we nu al doen.