Woensdag 22 februari 2012

Anton en Loes gaan met de familie Olthof naar de Efteling. Janneke, Lisa en Hans rijden samen met Yvonne en mij naar ’s-Hertogenbosch. Ze willen schaatsen. In het Sportiom vermaken ze zich. Yvonne en ik drinken koffie.


Hans, Janneke en Lisa
Dinsdag verzorg ik een gastcollege bij de opleiding Verpleegkunde van Fontys. Ik lees ter voorbereiding hiervan het eerste deel van mijn boek. De periode tot aan Guusjes verjaardag. Terwijl ik lees, denk ik aan de film ‘Achtste-groepers huilen niet’. In de film zag ik slechts één arts, één verpleegkundige en veel gezelligheid tussen kinderen op de afdeling. Guusje werkelijkheid was anders. Bijna dagelijks trok een carroussel van verplegend personeel voorbij. In plaats van plezier kreeg ze ellende over zich uitgestort. Als we terugrijden naar Villa Pardoes, ben ik van slag. Het lijkt wel alsof ik me nu pas realiseer wat er gebeurd is in zeven weken Emma Kinderziekenhuis. Wat heeft ons kleine blonde meisje veel meegemaakt.

Deze week in Villa Pardoes praten Yvonne en ik veel met Ingrid en Norbert. Wij verloren Guusje. Zij Nina. Hoe hebben onze kinderen hun ziekte ervaren? Als ouder zoek je een antwoord op deze vraag. Je zult het nooit krijgen. Je weet dat elk kind zijn ouders beschermt. Dat zullen Guusje en Nina ook hebben gedaan. Terwijl wij andersom hen ook wilden beschermen. Tegen die boze grote ziekte. We zijn machteloos. Niet alleen tegen de ziekte. Ook niet weten wat onze zieke kinderen meemaakten. Hun gedachten en emoties. Onbereikbaar voor ons als ouders.

’s Avonds gaan we naar de musical Droomvlucht. Met een groep lopen we van Villa Pardoes naar het theater. Het is gezellig. Ik denk aan Guusje. Met haar gingen we naar dezelfde musical. Een maand voor haar dood. Ik mis de rolstoel. Ik herinner me dat ik bij RTV Midden Brabant een CD van de musical zag tijdens een interview. Dat toen de emotie ineens binnenkwam. Volkomen onverwacht. Hoe zal het vandaag zijn? Het valt mee. Guusje is vaak in mijn gedachten, maar grote emoties blijven uit. Vandaag spookt enkel die ene gedachte door mijn hoofd: wat was ze sterk.