Gisteren om 6 uur
op. Vandaag twee uurtjes later. Goedgemutst rijd ik naar Utrecht. Ik zoek een
rustig plaatsje op kantoor. Kan ik goed doorwerken. Een collega zit naast me.
Ik heb hem lang niet gesproken. Ik vertel dat mijn leven zo enorm veranderd is
door Guusjes ziekte en dood. Dat ik tegenwoordig beter kan relativeren. Hij
vraagt hoe ik überhaupt kan werken. Ik wil een antwoord geven. Val stil. Denk
na. Ik weet niet wat te zeggen. Sta aan de grond genageld. Ik beken dat ik het niet weet. Waarom werk ik?
Zeker na wat ik heb meegemaakt. Leuke collega’s? Brood op de plank? Geen idee.
Ik werk. Ik ga door.
Ik zorg dat ik op
tijd weer thuis ben. We eten lasagne. Mijn administratie is een puinhoop.
Vanavond een poging tot orde in de chaos. Nog niet alles is opgeruimd, als
Yvonne de kamer binnenkomt. Tijd om te vertrekken. We rijden naar Rosmalen. Joseph Oubelkas treedt op. Hij is auteur van ’400 brieven van mijn moeder’. Een tijd
terug heb ik met Joseph geluncht. We kwamen niet uitgepraat.
De zaal is goed
gevuld. Joseph brengt een inspirerend verhaal. Door middel van aansprekende
voorbeelden verkondigt hij zijn boodschap: je kunt meer dan je denkt. In een
uitzichtloos bestaan, gevangen in een Marokkaanse gevangenis, creëerde Joseph
bakens van licht voor anderen en zichzelf. Joseph laat mensen zien dat de
invulling van een half leeg of half vol glas vaak een eigen keuze is. Hoe
lastig de situatie ook is.
Ik denk terug aan
die ene vraag: hoe kun je überhaupt werken? Ik heb enorm verdriet, hoewel dat niet altijd zichtbaar is. Misschien is het de boodschap van Joseph: niet klagen maar
aanpakken. Of is het de boodschap van Guusje: met pijn erop uit is fijner dan met
pijn op de bank.