Er is veel veranderd
ten opzichte van vroeger. Een jaar geleden bespraken we met Guusje dat ze een
grote tumor in haar linkerlong had. Plekjes in haar rechterlong en in haar
benen. Totaal anders dan lang geleden. Toch hebben nog steeds veel mensen
moeite om over kanker en dood te praten.
Zaterdagochtend haalde ik de krantenbak leeg. Deze stroomde over. Ik kwam een folder tegen van uitvaartorganisatie DELA. Vroeger zou ik deze ongelezen bij het oud papier hebben gegooid. Daarbij riep ik dan: bij ons gaat niemand dood. Dat had ik gehoopt.
Ieder mens wordt
geconfronteerd met kanker en met dood. Veel mensen weten niet wat te zeggen of
wat te doen. Uit angst om het verkeerd te doen, doen ze maar niets. Houden ze
hun mond dicht. Alsof er niet over spreken betekent dat het niet bestaat.
Waarom hebben mensen moeite om erover te spreken? Omdat er bijna nooit over
gesproken wordt. Onwetendheid leidt tot onhandigheid.
Ik werkte vier
jaar lang als docent op het Cambreurcollege in Dongen. Ik herinner mij de
zogenaamde bezinningsdagen. Daar kwamen jong volwassenen vertellen dat ze een
broer of zus verloren toen ze 16 waren. Ze vertelden over de dood van hun
familielid. Daarna mochten de leerlingen vragen stellen. De sfeer was open. Ik
vond het interessant. Ik leerde er veel van. Ook al was ik een volwassen kerel.
Wat wist ik van de dood? Eigenlijk niets. De verhalen waren waardevol. Hoe ga
je om met de naaste van een overledene. Ik leerde het tijdens die open
gesprekken: spreken is zilver en zwijgen is fout.
De wekker roept om
half 8. Ik heb slecht geslapen. Veel gedachten in mijn hoofd. Na het ontbijt rijden
we van Olderberkoop in Friesland naar Ommen in Overijssel. Een ritje van een
uur. Daar zien we Anton en Loes weer op het kamp van de Vereniging Ouders Kinderen en Kanker (VOKK). Het thema is piraten. Anton zegt dat hij hier makkelijk
vrienden maakt. Een goed teken. Zo te zien vermaken alle kinderen zich. Er zijn
spelletjes voor kinderen en ouders samen. Daarna is er lunch. Rond 2 uur
stappen we in de auto. Een lange rit naar huis. Ik ben bekaf. Thuis val ik op
de bank in slaap.
Na het avondeten
ga ik alleen een boswandeling maken. Ik voel chagrijn. Ik mis Guusje. Wat zou
ze genoten hebben op kamp. Ik zag vandaag kinderen met kanker. Ik had graag de
rolstoel geduwd met Guusje erin. Moet ik me dan maar vastklampen aan de woorden
van Yvonne? Die zei dat Guusje zo slecht zou zijn geweest dat ze een weekend
kamp niet aan zou kunnen. Laat ik dat maar doen. Me neerleggen bij haar dood.
Die was immers onvermijdelijk. Toch valt het me zwaar. De dood van Guusje
aanvaarden.