Yvonne: Ga je dan
maar aankleden?
Anton: Ben al
aangekleed.
Yvonne: Dek de
tafel maar.
Anton: Heb ik al
gedaan.
Het schoolkamp
begint vandaag. Anton heeft er zin in. Hij is dolenthousiast.
Aan het ontbijt
zit Janneke naast me. Vandaag haar eerste eindexamen. Ik probeer een gesprek.
Ik: Hoe laat
begint je examen?
Janneke: Dat heb
je al tien keer gevraagd.
Ik: Oké. Je hebt
vandaag Nederlands. En morgen?
Janneke: Dat heb
ik ook al tien keer verteld.
Op het schoolplein
gaan alle kinderen naar binnen. Groep 8 blijft buiten. Ze maken zich klaar voor
vertrek. Drie dagen schoolkamp.
Ilse voert regelmatig
gesprekken met Anton en Loes. Zo wordt door school invulling gegeven aan de
rouw van onze kinderen. Anton is vrolijk en levenslustig. Hij kan regelmatig
over Guusje spreken. Dat doet hem ogenschijnlijk goed.
Overdag werk ik thuis. Na het avondeten maak ik een boswandeling. Samen met onze hond. Lopend door de Loonse en Drunense Duinen word ik aangesproken: ‘Bent u de vader van KanjerGuusje?’ Een dame samen met haar dochter. We raken aan de praat. Ze vertelt over haar moeder. Onlangs overleden. Hoe onvoorstelbaar de onomkeerbaarheid van de dood is.
Als ik verder
loop, besef ik dat mensen makkelijk over de dood spreken. Soms zelfs graag. Is
dat vreemd? Natuurlijk niet. Ook die overleden mensen horen bij ons leven. Ze
zijn vaak prominent aanwezig in ons hoofd.
Yvonne neemt een
bad. Dat doet ze vaak ’s avonds. Ik zit achter mijn laptop. Rustig mailtjes te
beantwoorden, als ze de slaapkamer binnenkomt. Ik zie haar tranen. Nu Anton er
niet is, mist ze Guusje nog meer.