Het regent pijpenstelen.
Ik rijd mijn auto voor het scoutinggebouw. Loes heeft er overnacht met haar
groep. Ik haal haar eerder op. We gaan naar een middag georganiseerd door de
Vereniging Ouders Kinderen en Kanker (VOKK). Speciaal voor ouders van een
overleden kind. Onderweg naar huis vertelt ze enthousiast. Ze heeft weinig
geslapen.
Alleen Loes gaat deze
middag met Yvonne en mij mee. Anton gaat naar een bijeenkomst van de scouts.
Hans kijkt film bij een vriend. Lisa gaat met een vriendin naar de Efteling.
Janneke is scoutingleidster en heeft een overnachting met haar groep.
We rijden naar Langbroek.
In de radio de CD ‘Armen Open’ van Guus Meeuwis.
‘Wat is het favoriete
liedje van Guusje, papa?’
‘Verliefd zijn. Dat vond
ze het mooist, maar we vonden het niet passen bij een uitvaart. Anders had je
het toen zeker gehoord. Wat is jouw favoriete liedje?’
‘Ik heb er meer. Kedeng, kedeng. En deze.’
‘Armen Open?’
‘Weet dat je altijd welkom
bent.’
‘Dus twee liedjes van Guus
Meeuwis.’
‘En waar ben jij?’
‘Die titel ken ik niet.’
‘Waar ben jij?’
‘Komt me wel bekend voor.
Staat denk ik op deze CD, maar met een andere titel. We gaan een stukje
luisteren van elk liedje. Dan vinden jouw favoriet vanzelf’
Bij het achtste liedje is
het raak.
Wat een dag, wat een dag
Weinig lucht, weinig lach
Waar ben jij
Alles grijs en negatief
Waar is leuk en waar is lief
Waar ben jij
Ik mis de zomer in de zomer
Meer nog mis ik jou
Ik ben nergens zonder jou
Wat een dag, wat een verdriet
Waar is de dans, waar het is het lied
Waar ben jij
Nergens zonder jou. Dat is
de officiƫle titel van het lied. Waar ben jij? Dat is het volgens Loes.
We arriveren bij een
boerderij. Gelegen op het platteland. In de keuken krijgen we koffie. Loes neemt
deel aan het kinderprogramma. In de grote woonkamer zit een groot gezelschap van
vaders en moeders rond een salontafel. Ze zijn bezig met een voorstelronde. Als
Yvonne aan de beurt is om te vertellen over Guusje, zijn er meteen veel tranen.
Vertellen over Guusje in een grote groep roept emoties op. Ik neem het over.
Als ik vertel wat voor soort kanker Guusje had, reageert de dame naast mij
verrast. Haar dochter had hetzelfde.
Na soep en brood gaat een
deel van de groep wandelen. Yvonne en ik sluiten ons hierbij aan. Mijn
ex-collega Ed is er ook. Ik ontmoette hem mijn lezing in de bibliotheek van
’s-Hertogenbosch. We lopen het eerste deel van de wandeling samen.
Ons gesprek gaat op en neer tussen werk en kinderen. Bij onze vorige ontmoeting
sprak Ed over de teleurstelling die veel ouders van een overleden kind ervaren.
Ze voelen zich onbegrepen door hun omgeving. Maar kunnen deze mensen wel
begrijpen wat er met je gebeurt als je kind overlijdt? Volgens Ed moet je geen
eisen stellen aan anderen. Verwacht niets. Dan kun je nog aardig verrast worden
en ontvang je vaak een ‘cadeautje’. Ik denk terug aan de afgelopen week. In het
bedrijfsrestaurant lunchte ik met een collega die ik lang niet had gesproken.
Hij wilde weten hoe het mijn gezin ging. Zijn oprechte belangstelling was voor
mij een ‘cadeautje’.
Het is prettig om andere
ouders te ontmoeten. We delen ervaringen en emoties. Tijdens het voorstelrondje
aan het begin van de middag vertelt een
dame dat er een vraag is die haar steeds maar bezig blijft houden: waarom moest
haar zoon zo lijden? Ik schrik hiervan. Ik realiseer me dat ik me dat nog nooit
heb afgevraagd. Guusje had zeven maanden pijn. Het lukte maar niet om deze te
onderdrukken. De ‘waarom’ vraag. Die is nog nooit in me opgekomen. Heeft het
zin om deze vraag te stellen? Of moeten we maar gewoon aanvaarden dat de dood
van onze kinderen niet verklaarbaar is? Voor mij is hun kanker en hun
overlijden zinloos. Er is geen reden. Er is geen ‘waarom’.
We stappen weer in de
auto. Loes valt op de achterbank in slaap. Naast haar twee beschilderde
doosjes. Rood en zwart. Liefde en woede. Yvonne en ik praten na. We vonden het een
waardevolle middag. Voor herhaling vatbaar. Yvonne vertelt over haar gesprek
met een vader. Zijn enige kind is overleden. Velen zien hem nu als kinderloos.
Zelf ervaart hij het anders. Zijn kind is altijd bij hem. Als ik dit hoor, denk
ik aan onze andere vijf kinderen. Dan besef ik weer hoe rijk ik ben.