Samen met Loes
loop ik naar school. Onze dochter is vrolijk. Ze vindt het leuk in haar klas.
Ik geniet van de buitenlucht. Weer thuis pak ik mijn laptop en ga ik aan het
werk. Om 11 uur stap ik de auto in en vertrek naar kantoor in Utrecht. Onderweg
merk ik dat ik chagrijnig ben. De radio gaat uit. Ik moet nog enkele mensen
bellen, maar ik doe het niet. Ik heb nergens zin in.
Aan het einde van
de middag wil ik doorrijden, maar ik heb meer dan anderhalf uur nodig om thuis
te komen. Dit is niet bevorderlijk voor mijn humeur en dat is al niet op z’n best.
’s Avonds ga ik
naar René. Hij helpt me bij het opnemen van het luisterboek. Na anderhalf uur
geef ik aan moe te zijn. We stoppen ermee. Ik vraag me af hoeveel keren nog
nodig zijn om het boek volledig in te spreken. Ik had gehoopt voor Kerstmis
klaar te zijn.
Ik krijg vaak als
reactie dat het waarschijnlijk moeilijk is om het verhaal zelf in te spreken.
Ik kan dit niet bevestigen. Als ik hardop voorlees, dan ben ik in gedachten bij
Guusje. Dan duw ik haar rolstoel en ondersteun ik haar bij het lopen. Ik
verzorg haar met liefde. Kortom, het is fijn om het boek in te spreken. Ik
herbeleef mijn verleden. Samen met ons kleine blonde meisje.