Vrijdag 16 november 2012

Om half 9 loop ik het schoolplein op bij MET Praktijkonderwijs in Waalwijk. Ik mag twee keer honderd leerlingen toespreken. De directie heeft gezegd dat drie kwartier per groep te lang zou kunnen zijn. Dit is een overbodige waarschuwing. Ik vertel eerst over Guusje en daarna over de stichting. Ik maak veel gebruik van foto’s. Meer dan bij volwassenen. Er wordt aandachtig geluisterd. Het zijn vooral jongens die vragen stellen. Aan het eind komt er een vriendelijke leerling naar me toe. Hij zegt dat ik moet beseffen dat Guusje gelukkig is nu. Ze is immers naar een wereld zonder pijn. Ik vind het prettig om voor jonge mensen te spreken. Hun vragen en opmerkingen zijn vaak ontwapenend.

’s Middags lopen Yvonne en ik door de Hoofdstraat. We praten over morgen. Dan is de intocht van Sinterklaas op televisie. Op het aanrecht in de keuken ligt een schrift waarin iedereen zijn wensen kan opschrijven. Een verzameling verlanglijstjes. Net als andere jaren is het grote uitzoeken ‘wie heeft wie’ weer begonnen. Ik loof elk jaar tien euro uit voor de persoon die op 5 december de juiste lijst met namen kan opleveren: wie maakt voor wie een surprise.

Yvonne moest twee jaar geleden een surprise maken voor Guusje. Ze maakte voor haar een toelatingsbewijs voor de Zweinstein Toverschool. Yvonne zegt dat het soms lijkt alsof ze daar naar toe vertrokken is. Ze komt alleen, net zoals Harry Potter in zijn boeken, in de zomervakantie niet naar huis. Ik zie Guusje in mijn gedachten wel eens vliegen. In een zwarte tovenaarsoutfit. Op een bezemsteel. Met hoge snelheid door de lucht. Op haar gezicht een grote glimlach.

Het sluit aan bij een gedicht dat ik vorig jaar ontving van Ed. Hij mailde het op de dag dat Guusje wegvloog naar haar wereld zonder pijn. Nog voor ze vertrok. Ik las het later pas.

Guusje kleine mooie kanjer
Toveren wil ik voor jou, vele kleuren, van fel oranje tot aubergine
Zingen, dansen, spelen, rondjes draaien in het zand
Vallen in witte wollen watten
Vliegen naar het onbestemde mooie land

Laat los en fladder als een vlinder van bloem tot bloem
Opnemend de geur van zoetigheid
Zwevend en rustend op de wind
Ontspannend in de warmte van de zon
Ren over de groene uitgestrekte vlakten vol met paardebloemen
Zoals je dat eens kon

Tot maart vol van leven en van vreugde
Nu vechtend voor je leven
Geen afscheid willen nemen van je bestaan of wie dan ook
Maar lieve kleine kanjer
In ons hart ben jij de bewoner
Genoeg ruimte voor jou om daar te bestaan

Ga maar rustig slapen en droom de mooiste droom van allemaal
Jouw pappa en mamma zijn voor altijd bij je
Fladder nu maar uit naar de toverwereld met je staf
Wij blijven hier wachten en zijn dankbaar voor alles wat je gaf

’s Avonds lig ik uitgeteld op de bank. Loes is bij scouting. Yvonne vraagt of ik haar mee op ga halen. Samen rijden we op en neer naar het scoutinggebouw. Loes kwebbelt er vrolijk op los. Als ik de sleutel in het slot van onze voordeur steek, zegt Loes: ‘Kijk eens, daar staat Guusje.’ Ze wijst naar een grote ster die schittert aan de hemel. Ik denk: ‘Zweinstein ligt onbereikbaar ver weg.’