Zondag 29 april 2012

We rijden in België. Het is nog vroeg. Lisa kan heel goed stemmetjes imiteren. Ze spreekt Vlaams. Anton probeert het ook. Er wordt gelachen. Het is gezellig in de auto. We zijn op weg naar Bobbejaanland. Op uitnodiging van de ouders van Yvonne. Haar broer en gezin zijn er ook bij. In totaal vijftien personen. Het aantal klopt voor mij nog steeds niet. Dat bleek vanmorgen nog bij het ontbijt. We krijgen bij Bobbejaanland korting op de entreeprijs bij vertoon van onze abonnementen van de Efteling. De abonnementen werden verzameld. Ik ging tellen en kwam uit op zeven in totaal. Ik merkte op: één tekort. Yvonne vroeg of ik Guusje meerekende. Pas toen drong het tot me door.

Natuurlijk is het belangrijk om erop uit te gaan met onze kinderen. Maar ik blijf het lastig vinden. Ik heb moeite om te genieten. Twee weken geleden sprak Tim Overdiek op het symposium ‘Echte mannen huilen niet’. Hij vertelde over een handrem op zijn hart. Zijn vrouw is overleden. Het lukt Tim niet meer om ongeremd te genieten van mooie dingen. Ik herken dat. Weet dat leuke dingen doen belangrijk is voor ons gezin. Ik blijf het lastig vinden om er echt van te genieten.

Ik denk de hele dag aan Guusje. Vaak zeggen mensen dat werken wel fijne afleiding zal geven. Ik blijf dat moeilijk vinden. Heb moeite met die uitspraak. Alsof het prettig voor mij is om even niet aan Guusje te denken. Het gaat niet om afleiding. Het gaat erom dat je voor jezelf het gevoel hebt zinvol bezig te zijn. Hoe vul je dat in? Dat is voor ieder mens anders. Spreken en schrijven over kanker en dood bij kinderen ervaar ik als zinvol. De taboes doorbreken. Bereiken dat er meer begrip komt. Meer inzicht hoe om te gaan met kanker en dood. Andere ouders van een overleden kind richten zich misschien op klussen in huis, tuinieren of invullen van administraties. Zaken die ik nooit als zinvol heb ervaren. Eerder als noodzakelijke last.

Het weer wordt in de loop van de dag mooier. Onze kinderen vermaken zich prima. Ik denk vaak: kies voor je mogelijkheden en blijf niet hangen in onmogelijkheden. Ik schiet er niets mee op om vandaag steeds treurig op een bankje te gaan zitten. Daarom neem ik een besluit. Ik ga gezellig meedoen. Een afspraak met mezelf. Natuurlijk mis ik Guusje. Ongeremd genieten is er niet bij. Er zit een handrem op mijn hart.

Als we thuis zijn, lees ik op Twitter dat het programma De Reünie wordt uitgezonden. Een speciale aflevering. Over de klas van het boek ‘Achtste groepers huilen niet’. Schrijver Jacques Vriens was onderwijzer. Het verhaal is gebaseerd op zijn eigen ervaring. Leerling Anke in zijn klas kreeg leukemie. Ze overleed aan de ziekte. Het boek en de film zijn beide een succes.

Het valt me op dat Jacques Vriens een voorbeeld is van een onderwijzer met een goed hart. Iemand die veel betekent voor anderen. Een jonge vrouw, die als leerling vaak werd gepest, vertelt dat de jaren bij Jacques de gelukkigste uit haar schoolleven waren. Hij tolereert pesten niet. Ook de details die naar voren komen over de wijze waarop Jacques omging met de ziekte van Anke spreken tot de verbeelding.

Het is een indrukwekkende aflevering. Presentator Rob Kamphues gaat op bezoek bij de ouders van Anke. Hij is verbaasd over haar jas die nog altijd aan de kapstok hangt. Snapt er niets van dat de kamer van Anke nog altijd intact is. Zo zou ik vroeger ook hebben gedacht. Ik weet nu dat dit het enige tastbare is dat ouders nog hebben. Dat geldt ook voor broers en zussen. Loes deelt haar slaapkamer met Guusje. Loes gaf een tijd geleden aan er niet aan te moeten denken dat het bed van haar zus verdwijnt. Hetzelfde geldt voor Guusjes spullen. Er wordt niets zomaar weggegooid. Loes speelt ermee. En dan het jasje. Het zal de lezers van het boek KanjerGuusje niet zijn ontgaan. De laatste bladzijde. Het jasje van Guusje. Ook hier aan de kapstok. Voor altijd.