Het is middernacht
geweest. Het begin van Guusjes sterfdag. Een jaar geleden wist ik het zeker. Ze
zou gaan sterven. Waarschijnlijk nog dezelfde dag. Ik kijk naar de urn. Er
staat een paarse kaars naast. Die is spontaan uitgegaan. Als ik even later
langs haar foto loop, zeg ik: ‘Je vader gaat weer veel te laat slapen. Dat doet
hij al een jaar. En dat komt door jou, lieve schat.’
We staan vroeg op. We
ontbijten. Onze kinderen hebben verlof. Op school zijn is vandaag niet zinvol.
Ik weet bijna zeker dat onze kinderen dan in gedachten bij Guusje zijn. Vorig
jaar zaten ze bij hun zusje. Op haar verzoek waren ze erbij. Wachten op het einde.
Wachten op de dood.
’s Ochtends blijven we
thuis. Yvonne vervangt de paarse kaars door een grote witte. Deze hebben we
afgelopen vrijdag van vrienden gekregen. We ontvangen bezoek. Onder andere Juf
Ilse en enkele klasgenootjes. Ze schenken ons een mooie map. Daarin
herinneringen aan Guusje. Ik vind het een fijne gedachte dat Guusje leeft in de
hoofden van deze kinderen. Gisteravond bracht een vriendin een cadeautje voor
Guusjes gedenktafel. Vanmorgen lagen er kaartjes met persoonlijke herinneringen
en foto’s in de bus.
‘Ik mis Guusje en haar
grapjes en het geritsel tussen haar spulletjes en haar vele gummetjes. Maar
toch. Als ik aan haar denk word ik niet verdrietig omdat ze er niet meer is. Ik
word juist blij want dan moet ik weer aan de leuke herinneringen met haar
denken! Maar ze blijft in mijn hart. Ze zal voor altijd bij onze klas horen.’
- van een klasgenootje -